Regelgeving & Ethiek
Ethische Commissie Dierproeven (ECD)
Rol
Wetenschappelijk onderzoek met proefdieren werpt vaak moeilijke ethische vraagstukken op. Eén van de belangrijkste en moeilijkste vragen om te beantwoorden voor de leden van de ethische commissie is: “Wat is de maatschappelijke en wetenschappelijke meerwaarde van de verwachte resultaten van het onderzoek en weegt deze meerwaarde op tegen het ongemak dat het proefdier mogelijk zal ondervinden?”. Er bestaat niet altijd een pasklaar antwoord op deze vraag. Zo zijn er verschillende elementen die maken dat deze vraag soms moeilijk te beantwoorden is.
Ten eerste is er een subjectieve component: het antwoord kan verschillen naargelang iemands persoonlijke denk- en waarde kader. Vandaar dat het zo belangrijk is dat de ethische commissie bestaat uit leden met een verschillende achtergrond en er gewerkt wordt binnen een strikt wettelijk en ethisch kader. Ten tweede maakt het type onderzoek (toegepast vs. fundamenteel) het soms moeilijk om de (in)directe meerwaarde van het onderzoek in te schatten.
Zo is het eenvoudiger om de mogelijke meerwaarde van toegepast onderzoek aan te tonen dankzij de concrete vertaling van onderzoeksresultaten naar de (medische) praktijk. Toegepast onderzoek is immers vaak specifiek gericht op het behandelen of diagnosticeren van ziekten. Zo wordt er bijvoorbeeld gezocht naar nieuwe behandelingstechnieken of tracht men inzicht te krijgen in bepaalde processen die verantwoordelijk zijn voor het falen van reeds bestaande behandelings strategieën.
Helaas is de maatschappelijke en medische winst van fundamenteel onderzoek in eerste instantie minder makkelijk in te schatten. De concrete toepassing van ontwikkelingen en inzichten uit dit type onderzoek gebeurt vaak pas na langere tijd. Hierdoor zijn de mogelijke voordelen minder direct zichtbaar en bijgevolg moeilijker af te wegen. Dit maakt fundamenteel onderzoek daarom niet minder relevant; het biedt essentiële basisinzichten in ziekteprocessen en legt op deze manier de fundamenten voor later toegepast onderzoek.
Daarnaast moet de ethische commissie ook antwoord bieden op tal van andere vragen. Deze worden hieronder verder toegelicht.
Opdracht
Om haar opdracht optimaal en transparant uit te kunnen voeren bestaat de ECD zowel uit interne (VUB) als externe (niet-VUB) leden die multidisciplinaire competenties beheersen inzake:
- Ethiek
- Alternatieve methoden voor proefdiergebruik
- Dierengezondheid- en welzijn
- Onderzoekstechnieken
- Experimenteel design
- Statistische analyse
Er zetelt tevens een functionaris van de bevoegde toezichthoudende authoriteit in de ECD.
Bovenstaande competenties worden gegarandeerd doordat volgende leden zetelen in de ECD:
- ervaren proefleiders;
- afgevaardigden van de Dierenwelzijnscel van de VUB;
- de dierenarts-deskundigen van de VUB;
- een ethicus;
- statistici;
De samenstelling van de ECD wordt jaarlijks goedgekeurd door de Onderzoeksraad van de VUB, overeenkomstig het reglement betreffende de bijzondere adviesorganen van de Onderzoeksraad van de VUB. De ethische commissie rapporteert jaarlijks aan de Onderzoeksraad van de VUB over haar werking en haar adviesverlening.
Tenslotte waakt de ECD erover dat bij de uitvoering van haar taken er zich geen belangenconflicten voordoen en dat de beoordeling van projecten onpartijdig verloopt.
De ethische commissie heeft, bij wet vastgelegd, 4 taken:
1. Het evalueren en al dan niet goedkeuren van geplande en uitgevoerde dierproeven die plaatsvinden in de laboratoria van de VUB
Onderzoekers zijn wettelijk verplicht om dierproefonderzoek ethisch te laten goedkeuren door een erkende Ethische Commissie Dierproeven alvorens zij van start mogen gaan. Samen met de projectbeschrijving dienen de onderzoekers ook een “niet-technische samenvatting” (NTS) in van hun project. Dit is een beschrijving van het onderzoek in lekentermen.
De evaluatie van onderzoeksprojecten gebeurt op basis van vooraf vastgelegde wettelijke, ethische en wetenschappelijke kwaliteitscriteria.
Onderstaande vragen worden als leidraad gebruikt voor de evaluatie:
- “Is de dierproef relevant; is ze maatschappelijk en wetenschappelijk gerechtvaardigd?”
- “Zijn er alternatieve methoden beschikbaar die het gebruik van proefdieren kunnen vervangen?”
- Indien er geen passend alternatief beschikbaar is, hoe kan het aantal dieren dan toch zo veel mogelijk verminderd en het gebruik verfijnd worden? Anders gezegd, welke strategieën worden er gebruikt om het aantal dieren en hun pijn, lijden en angst tot een minimum te beperken?
- Zo moet o.a. een goed uitgedacht statistisch onderzoeksplan bijdragen tot een minimaal gebruik van dieren waarbij de kwaliteit van de behaalde resultaten toch kan worden gemaximaliseerd. Door middel van een goed uitgevoerde statistische power analyse kan het juiste aantal dieren berekend worden dat nodig is om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Enerzijds garandeert dit dat er niet onnodig veel dieren gebruikt worden en anderzijds dat er voldoende dieren gebruikt worden zodat de proef bruikbare resultaten oplevert en deze niet onnodig opnieuw gedaan moet worden.
- “Wat is de ernst- de mate van ongemak voor de dieren-van de procedures?”
- “Op welke manier wordt de pijn, het lijden en de angst van de dieren vermeden? Zijn de gekozen methodes toereikend en indien er sprake zou zijn van ongemak, hoe kan dit dan zo veel mogelijk worden verzacht?”
- “Welke objectieve parameters worden gebruikt om te beslissen of een proef al dan niet wordt voortgezet? Anders gezegd, worden er correcte humane eindpunten vastgelegd die pijn, lijden en angst kunnen voorkomen of minimaliseren?”
- “Hoe zullen de dieren gehuisvest en verzorgd worden?”
- “Welke methode wordt er gebruikt om de dieren te doden indien dit nodig zou zijn? Is dit volgens de wettelijk vastgelegde methode en is dit de meest diervriendelijke manier?”
- “Wordt de gezondheidstoestand van de dieren adequaat opgevolgd?”
Na het beëindigen van een onderzoeksproject moeten onderzoekers een retrospectieve analyse indienen bij de ECD. Dit is wettelijk verplicht voor onderzoeksprojecten waar het lijden van de dieren geclassificeerd wordt als “ernstig”. De ECD van de VUB vraagt echter van elk project een retrospectieve analyse, ongeacht de ernstgraad. In de retrospectieve analyse moeten onderzoekers o.a. evalueren of de wetenschappelijke verwachtingen werden waargemaakt en of het lijden van de dieren correct werd ingeschat. De retrospectieve analyses worden geëvalueerd door de ECD zodat er geleerd kan worden uit nieuw gegenereerde kennis en ervaringen, met als uiteindelijke doel het proefdiergebruik te verbeteren door de principes van de 3 V’s (vervanging, vermindering en verfijning) maximaal toe te passen.
2. Het opstellen van criteria voor het ethisch gebruik van proefdieren in samenspraak met de cel Dierenwelzijn
Een voorbeeld hiervan is o.a. het vaststellen van humane eindpunten door de ECD: om onnodig leed bij dieren te vermijden, zijn onderzoekers verplicht om tijdens het schrijven van hun onderzoeksproject een aantal meetbare criteria vast te leggen die mogelijke pijn of ongemak aangeven. Tevens dienen zij te bepalen welke maatregelen zij zullen nemen om dit potentieel lijden te voorkomen of verminderen, binnen de context van de te behalen wetenschappelijke eindpunten. Deze criteria en maatregelen worden de “humane eindpunten” genoemd. De ECD legt een aantal humane eindpunten standaard vast en evalueert bijkomstig de project-specifieke humane eindpunten. Verder richt de ECD zich ook op het zo humaan mogelijk doden van de dieren (indien het doden noodzakelijk is), waarbij het dier zo min mogelijk stress en leed ondergaat. Dit gebeurt in overleg met de cel voor Dierenwelzijn en met de ethicus die zetelt in de ECD.
3. Adviseren
Advies verlenen aan laboratoria en proefdiergebruikers verbonden aan de ECD van de VUB inzake ethische en wettelijke vereisten omtrent dierproeven. Ook staat de ECD in voor het aanbieden van nascholingen omtrent dierproeven om de onderzoekers steeds up-to-date te houden over de nieuwste ontwikkelingen binnen dit onderwerp.
4. Rapporteren aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit over het proefdiergebruik binnen de laboratoria verbonden aan de ECD van de VUB
Deze rapportering gebeurt op verschillende manieren:
-
De niet-technische samenvattingen van goedgekeurde projecten worden trimestrieel ingediend bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit. Deze publiceert de NTS’en via de Europese Commissie op ALURES (statistische database) zodat het brede publiek mee zicht heeft op de verschillende onderzoeken die plaatsvinden in de onderzoeksinstelling.
- Er worden jaarlijks statistieken ingediend over de proefdieren die tijdens het afgelopen kalenderjaar gebruikt werden in onderzoeksprojecten.
- Deze worden ook jaarlijks gepubliceerd op de website van Leefmilieu Brussel.
- Er wordt van elke vergadering van de ECD een verslag opgemaakt. Dit wordt maandelijks overgemaakt aan de instelling en de toezichthoudende autoriteit.
- De ECD dient per trimester een synoptische tabel in waarin vermeld wordt welke projecten er goedgekeurd, gewijzigd of afgekeurd worden.
- De ECD dient jaarlijks een overzicht in van het aantal goedgekeurde, het aantal ongewijzigde, het aantal aangepaste en het aantal afgewezen projecten.
Transparantie in onderzoek
De VUB is één van de 18 instellingen die de transparantieovereenkomst rond proefdieronderzoek heeft ondertekend. De overeenkomst streeft naar een meer open en transparante communicatie over onderzoek met proefdieren aan de desbetreffende instellingen. De ontwikkeling van deze overeenkomst werd gecoördineerd door de Belgische raad voor proefdieronderzoek (BCLAS) in samenwerking met de Europese Associatie Proefdieronderzoek (European Animal Research Association, EARA).